Anita Duyvis

Less is more

Als hij je belde was het altijd: ‘Haaa met Jop’. En vooral dat ‘Haaa’. Je moest de tijd nemen als je met Jop aan de telefoon zat, zelfs een paar keer per week en vooral in de avond kon je uren met hem over van alles uitweiden.

Hij wilde ook alleen een oude telefoon met draad, en hij had een mooie vierkante grijze die je niet vaak ziet. Internetten of computeren was niks voor Jop. Je kon hem honderden mailtjes sturen, hij zou ze toch niet lezen.

Zijn kamer was 1 grote chaos, maar een geordende chaos à la Jop. Er was altijd wel iets te maken, je kreeg er bijzonder positieve energie van. Regelmatig werd in de avonduren flink muziek gemaakt op de zolder van het studentenhuis; drummen, synthesizer, gitaren, etcetera. Het maakte niet uit wat en waar je op speelde.

De minst geliefde kat Oktober, een eigenaardige schilpadpoes in het studentenhuis, werd geliefd en onthaald door Jop. Het was en werd zijn kamergenoot, omdat de kat bijna nergens echt welkom was of werd genegeerd. Jop had een zwak voor organismes die haperen, rafelen, niet in een bepaald straatje passen. O.a. outcasts, eigenzinnige vrijdenkers en verstokte eigenheimers.

Jop las veel kranten en was betrokken in de problematiek van de wereld. Vaak loste hij ook graag de cryptogrammen op van o.a. de Volkskrant of NRC, en dat deed hij met een gemak. Hij loste die in een mum van tijd op, terwijl mijn hoofd nog 1 brei van woorden was. Een kamer vol rotzooi met ergens daartussenin een matras: zijn bed. Zijn kamer leek een soort grote inloopkast in de hoek van een grote kille ruimte op de begane grond. Zijn huurbaas was jaren bezig om het huis om te toveren tot een woonparadijs. Het was 1 grote bouwkeet waar je eerst doorheen moest om zijn kamer te bereiken.

We maakten Super8 filmpjes van allerlei voorwerpen die we vanuit de puinhoop visten. We merkten pas bij het ochtend gloren, waarvan het licht steeds feller scheen, dat de tijd zijn grenzen heeft.

In de puinhoop logeerde ik ook regelmatig. Dat was geen probleem totdat de muizen ineens de overhand kregen en zijn kamer een klankkast werd vol geritsel, gescharrel en geknaag.

Jop had ineens een eigenaardig huisdier, het was een hele speciale muis en slim. Hij of zij was groter en had een vreemde lange snuit. Die kwam iedere avond op bezoek, en die leek zich behoorlijk thuis te voelen bij Jop en werd daardoor ook steeds brutaler. Jop had een nog gevuld onaangetast zakje met boterhammen ergens onder zijn schoen liggen, en de spitsmuis duwde de voet van Jop opzij om het zakje in zijn tandjes te zetten en ging er rustig vandoor.
Jop raakte vertrouwd met zijn huismaatje, en liet ook wat etenswaren liggen als maaltijd voor zijn huisvriend.

Ineens kwam de spitsmuis niet meer, en Jop begon hem te missen, en vervolgens te rouwen. Het blijkt dat spitsmuizen niet lang leven, en heel veel eten.

In zijn huis op de Twekkelerweg was geen huisdier te bekennen, geen spin te zien, geen mug, vlieg of muis. Jop kreeg grote argwaan over de vorige bewoners: teveel vervuiling in de grond, teveel gif in de tuin? Daar moet toch iets niet in de haak zijn, dat het huis gevrijwaard is van ongedierte.

Plezier had ik met Jop door zijn humor en alertheid op bizarre momenten. Ik had een verjaardagskaarsje en als je die brandde kwam er een muziekje en we wisten nog niet wat voor soort deuntje. Dus Jop en ik staken het kaarsje aan, en ja hoor: ‘Happy Birthday To You’.

We werden nogal gestoord door het muziekje en bliezen de kaars uit, maar het muziekje bleef doorzeuren tot oneindig. We stopten het kaarsje in de vriezer van de koelkast om af te koelen, en in eskimotemperatuur achter de dikke geisoleerde deur bleef ‘Happy Birthday’ vrolijk verder en lang doorzingen. We kregen gigantisch de slappe lach, hilarisch. Dat zijn van die momenten die je alleen met Jop kon meemaken.

Cadeautjes van Jop waren altijd low budget maar heel persoonlijk, en daardoor veel meer waard. Ik heb bijvoorbeeld nog steeds een onderdeel van een rode scooter. Het lijkt op een rood bootje en die staat nog steeds in mijn boekenkast. Toen mijn dochter geboren was kreeg ze een met zacht verband bepleisterde spin, en die hangt ook in mijn boekenkast.

Jop kon van niks alles maken. Je kon met hem als zwerver op straat zitten en je had een goed en mooi leven. Ieder klein onooglijk ding waar iedereen aan voorbij liep kon hij omtoveren tot een kunstwerkje of bijzonder unicum.

Door stad en land rolde hij zijn tas mee aan de hand met een flinke rugzak op zijn rug. Het waren ook altijd flinke projecten waar hij mee bezig was en die hij tentoonstelde – karton, papier, tape, snoeren, pick-ups enzovoorts. Tijdens en na zijn kunstacademietijd heeft hij continue geëxposeerd in allerlei steden tot ca. 2004. Na die tijd exposeerde hij voornamelijk in Twente en richtte hij zich meer op het tekenen en begeleiden van ouderen.

Jop had niks met de ‘cleane’ ruimtes, waarin je je volkomen moest aanpassen, daar paste Jop niet in. Strakke ‘cleane’ wanden en vloeren zonder spatje of andere oneffenheid: poeha van prominente kunstenluitjes, subsidies aanvragen e.d.

Jop wilde vrij en onafhankelijk zijn en zelf bepalen wat hij wilde zonder concessies. Liever exposeren in en op plekken waar hij zich thuis voelde en kon doen waar hij zin in had zonder teveel gedoe.

Anita Duyvis