Interview met Jop Horst

Ik ontmoette Jop naar aanleiding van zijn expositie ‘Stadswacht’ (in de Volière in Hengelo 11-11-’01 t/m 09-12-‘01) in oktober 2001 toen ik een onderwerp zocht voor het radioprogramma ‘Het Gescheurde Doek’.

‘Oja, mijn huis heeft geen huisnummer, maar er staat voor het raam een tekening met een koe’. Ik herhaal dit telefoongesprek in gedachten terwijl ik voor het huis van Jop Horst sta. De koe klopt, maar waar is de bel? Is er ook geen bel?
Ik klop onwennig met de knokkels van mijn hand, ‘Wacht, ik doe zo open’. Achter de deur hoor ik meerdere stemmen. Sinds kort heeft Jop een medebewoner. De medebewoner had ik even gesproken. ‘Ik woon in een tent in de slaapkamer, dan hoef ik de rommel niet te zien’.
De deur gaat open, ik stap over de drempel, en kom tot de slotsom dat ik wel over meer dingen heen moet stappen wil ik verder de kamer in komen.
‘Stap maar overheen’, raadt Ruud, Jops medebewoner, mijn gedachten, ‘we zijn aan het opruimen.’
Een berg dozen, papier, flessen, kleding, met ertussen in gewurmd de tafel. Daaraan zit Jop gemoedelijk te tokkelen op een gitaar. Hij zwaait mij over de berg rommel toe. Het opruimen gaat met rumoer, levendig gekscherend gelach. Jop stelt voor: ‘We kunnen wel even boven zitten, daar is het iets rustiger’.
Boven is het niet anders en daar staat de tent, een geel eilandje van ordelijkheid.
Ik vestig me op de grond tegenover Jop, tussen de kleren en papieren en zakken.
Het geluid van verkeer raast naar binnen, alsof de muren hier van hardboard zijn, alsof de weg vlak naast de deur is. Dat laatste is ook zo.

Jop praat rustig en bedachtzaam, regelmatig grinnikend om het banale. Concentratie blijkt vliegensvlug te gaan, een vogel die heen en weer vliegt en af en toe op een takje gaat zitten en je uitlacht. Het doet er niet toe, alle waarden op een stokje.
‘Het idee voor de Volière kreeg ik doordat ik twee stadswachters zag lopen in het Prins Bernard Plantsoen. Stadswachters lopen een beetje rond en hebben verder niets te doen. Stadswachters wachten alleen maar, totdat er iets gebeurt. Maar, in Hengelo gebeurt niets. Ik wil van de volière een soort toezichthouder maken, dan hoeven de stadswachters niet meer te wachten.’
‘De kooi wil ik van binnen dichtplakken met wit dik landbouwplastic, zodat je van buiten niet naar binnen kunt kijken. Aan de binnenkant schilder ik op het plastic een oog, een groot oog dat je dus van buiten overdag niet kunt zien. Ik plaats er een 1000 watt-lamp in, en ‘s avonds gaat de lamp aan en uit. Om de twee of drie seconden, in een rustig tempo. Je ziet dan het oog knipperen, of nee, het oog zichtbaar en onzichtbaar worden.’
‘Overdag zie je niets, alleen landbouwplastic, ’s avonds is het knipperlicht vanuit de trein naar Oldenzaal zichtbaar. Mensen maken dus wat mee als ze met de trein naar Oldenzaal gaan.’

Het geluid van vliegtuigen die over vliegen. Het lijkt een decor uit een film. Een kartonnen huis. Maar met een wezenlijke berg rommel. Alles is kunst, kunst is alles.

Regelmatig gaat beneden de telefoon en dan klinkt Jops stem vanuit een antwoordapparaat:’ Dit is Jops antwoordapparaat’, waarna een tuut volgt. ‘Waarom nemen ze niet op’, Jops vragende gezicht, maar het geklets en gerommel beneden gaat onverminderd door.
Dan haalt Jop tussen de dozen een doos tevoorschijn. Documentatiemateriaal. Zijn c.v. bevat een lange lijst van projecten. Ik ben verbaasd, dat is wel erg veel.

‘Dit was een onwijs groot project’, hij wijst op een foto naar een soort kapel gemaakt van koelkastdeuren, ‘We waren vergeten subsidie aan te vragen en sjouwden met lege kratten om een stuk ijzerdraad te kunnen kopen.’
‘Al een maand tevoren waren we bezig geweest een deal te sluiten met Roteb, een vuilverwerkingsbedrijf in Rotterdam. Voordat het bedrijf de koelkasten verder verwerkte, haalden wij eerst de koelkastdeuren eruit. Soms zaten er halfvergane dingen in, bijvoorbeeld een rotte kip. Daar is niets bij te vergelijken, ook niet waar ze nu beneden mee bezig zijn.’
‘We maakten een kapel van 8 meter hoog en 13 meter lang, van aan elkaar gemonteerde koelkastdeuren.’ Ik bekijk de foto’s.
Een prachtig, in praktijk gebracht, absurd idee.
De wanden van de koelkastdeuren staan niet tegen een muur geleund, ze hangen in de lucht en zijn aan stalen kabels vastgemaakt.
Jop legt uit, ‘boven zie je een projecterende zoötroop, een soort trommel waarin hagedissen zijn uitgeknipt. Door de lamp erachter en de snelheid van de ronddraaiende zoötroop, is het net een film en lijkt het alsof er een hagedis tegen de muur loopt. Onderwijl hoor je vreemde geluiden. Een kameel, geknisper, gerinkel, geblaf en gefluit, ja, het was nogal een lawaai’.

‘Ja dit was ook leuk, de Hengelose slaapclub op zoek naar de ruimte, maar bij gebrek aan een echt space-schip, maakten we op water vlotten met daarop drie tenten. Je moet toch wat. We hadden een billboard gemaakt waarop we met ons drieën als ruimtevaarders stonden afgebeeld, en onderwijl dobberden we in tentjes op vlotten. Er was zo’n waterhoen die zich in één van die tenten prima thuis voelde.’

‘Een ander project is de blindenvloer met als titel “aanraken geboden”. Die bestond uit een geluidsvloer. Als je op een tegel stapte gaf het een bepaald effect.
Iedere tegel had weer een ander effect. Bijvoorbeeld een grommende hond, geklop, gesuis of een schril gefluit.’
‘Doe je ogen eens dicht.’ Ik kijk verbaasd, maar gehoorzaam aarzelend.
Dan hoor ik, terwijl ik mijn ogen dicht heb, Jop’s stem hard roepen:
‘Héé…vang!’ Ik schrik en open m’n ogen. ‘Ja, dat vonden de meeste mensen wel grappig.’

‘Als je op verschillende tegels stapte kreeg je het effect van: Héé..vang!..Tjuit!..Boem!, Héé..vang!..Tjuit!..Boem!, Héé..vang!..Tjuit!..Boem!’
Jop is goed op dreef.

‘Ik werk vrij veel in groepsverbanden, en ook wel alleen. Als je met meer mensen werkt krijg je andere effecten, je verruilt elkaars eigenschappen, zodat je los komt van je eigen identiteit. Heel opwekkend als je van jezelf een onzorgvuldige rommelmaker bent.’
‘De Fab5, genoemd naar de Fab4 van de beatles, de Iq-losemietjes, de Diascoop, dat is een tovertantaarngroep en de Hengelose Slaapclub, nou ja, die houdt zich nu een beetje slapende. Binnenkort gaat de Fab5 een project doen in Arnhem. De titel heet ‘De Hengelose Heisa’.
Jop staat op en ik pak mijn spullen. Ik wil mezelf met kramp in m’n been ophijsen en neem aarzelend Jop’s uitgestoken hand aan. Nog steeds de ‘Héé…vang!’ in mijn oren.

Beneden aan tafel zitten Martine en Ruud, aan thee en bier.
Op tafel staat een pak wasmiddel, uit de opening steken een paar ijsstokjes.
Tussen de stokjes, als een vlag, is een blauwwit bounty-verpakkingspapiertje gevlochten. Jop noemt het ‘Mutiny on the bounty’.

Een schilderij van een meisje, op karton, van een expositie van Henk BV. Portretten. Jop had nog niets gemaakt en moest het die avond inleveren. Had het die dag net uit met haar. Een smalle bruine reep schuurpapier op karton, waarop met heel simpele lijnen, ogen, neus en een mond als een streep is getekend. Het schuurpapier voelt niet prettig aan. Jop kijkt bedenkelijk, ‘blijkt dat het perfect tekenpapier is, het potlood gaat er helemaal in op’.

Ruud herhaalt een telefoongesprek tussen Jop en een persoon aan de andere kant van de lijn; ‘zegt Jop; Ik zit op zwart zaad, én aan de grond ‘ (….…..) Er bestaan auto’s die op koolzaad rijden? (………) Ja, maar ik heb geen rijbewijs.’

Een kameel staat op tafel. Jop hengelt er mee alsof het een pendelobject is, ‘ga ik onder de douche, ja of nee, rechts is ja, links is nee, hij wijst naar….rechts’.
‘Ik ga dus schoon de dag door’, en staat op….

Diana de Vries

uitnodigingskaart ‘Stadswacht’