Ik ontmoette Jop voor het eerst toen ik zestien jaar oud was. Jop was ook zestien, hij was drie dagen jonger dan ik.
Op die leeftijd was ik radiopiraat. Daarvan waren er meer in de buurt: Marcel (Radio Thyristor), Ernst (Radio Bofkont), ik was Radio Sphinx, en zo waren er nog een aantal anderen. We kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer om over zenders te kletsen en radioprogramma’s te maken. Het piraten-gedoe trok allerlei andere mensen aan die gezamenlijk een vrij hechte vriendengroep vormden.
Naast het maken van radio waren ze natuurlijk ook bezig met al die zaken waarmee iedere jongen bezig is: roken, drinken, blowen, muziek en meiden. Kortom, seks, drugs and rock&roll.
Hoe precies weet ik niet meer, maar op de één of andere manier was Jop ook in deze groep verzeild geraakt. Jop was zelf helemaal geen radiopiraat. Ik denk dat de vrijgevochten creatieve atmosfeer hem beviel. En vooral ook het toevals-element. Hij kwam zeer regelmatig langs.
Jop had met zijn ouders enkele jaren in de Verenigde Staten gewoond, en terug in Nederland kende hij eigenlijk niemand. Hij moest dus een heel nieuw netwerk opbouwen. En dat lukte hem uitstekend! Immers, Jop was gemakkelijk in de omgang, had humor en was slim. Je kon echt met hem lachen.
Iets waar Jop niet goed in was, was maat houden. Het gebruik van alcohol en drugs zat er bij hem al vroeg in. Bij ons ook; maar Jop ging vaak net wat verder. Dat leidde tot excessen die soms hilarisch afliepen. Althans, dat vonden wij toen. Maar voor zijn ouders moet het zeer verontrustend geweest zijn. Het is verleidelijk om daarover allerlei anekdotes op te halen, maar dat zou te gemakkelijk zijn.
Wat mij destijds opviel, was dat Jop altijd van alles overkwám. Alsof hij er zelf geen invloed op had, of wilde hebben. Wat hem overkwam, liet hij gebeuren. Soms waren dat minder prettige dingen. Dan bekeek hij zijn eigen situatie achteraf met verbazing of verwondering. Zo van: Haha, moet je nou zien wat mij nu weer is overkomen! En daar zag hij dan altijd de humor van in, nooit de misère.
Ik denk dat Jop van dat ‘toeval’ hield. Hij hield van dingen die bij toeval, of spontaan gebeurden. Of hem ‘overkwamen’. Zonder planning. Gewoon omdat het toevallig gebeurde, of zo uitkwam. Jop nam dan ook weinig moeite om eventuele toevalligheden uit te sluiten. Integendeel, hij zocht het toeval juist op.
In die tijd hield Jop zich nog helemaal niet met kunst bezig. Althans, toen ik heb nooit gezien dat hij iets kunstzinnigs maakte, deed of zei. Jop zat gewoon op de havo. Toen hij zijn eindexamen had gehaald, ging hij een jaar in een kibboets werken. En daarna begon hij met Tropische Landbouw in Deventer.
Echter na een jaar concludeerde hij dat dit niets voor hem was, en tot mijn verbazing besloot hij daarna naar de Vrije Academie in Den Haag te gaan. Ik had nooit gedacht dat hij iets in die richting zou gaan doen. Maar het bleek een schot in de roos te zijn. Het jaar daarop ging hij naar de kunstacademie in Breda.
Allard Munters, januari 2018