Werk van Jop Horst
Op de website Joris Baudoin:
http://www.jorisbeton.nl/Home/Statement/1461
Oké, laten we het zwaar oké noemen, zoals Jop zei.
Mijn eerste ontmoeting met Jop was in 1982 in de Sophiastraat te Breda. Ik zat in het derde jaar van de kunstacademie St. Joost toen Jop werd aangenomen. Hij had op de begane grond achter een tandartspraktijk een klein kamertje kunnen huren waar het al snel een feestelijke bedoening werd. Veel vrienden, een verzameling muziekinstrumenten, verfpotten, kwasten en geestverruimende middelen waren goed voor dagelijks rumoer dat tot in de kleine uurtjes doorging. Dit tot ongenoegen van de verhurende tandarts waarmee Jop de keuken deelde en die zich daar ’s morgens een weg moest banen tussen de lege bierflesjes door om het koffiezetapparaat te bereiken. Jop werd er uitgezet en vond al snel een kamer aan de Vismarkt. Hij nodigde zijn vrienden uit voor een grote maaltijd: zonder borden of pannen. Plastic over de tafel en alles er op gekieperd.
In de hal van de academie stond een installatie van Jop. Een potlood, aangedreven door een pickup, tingelde vrolijk tegen trommeltjes, flesjes en ander herriemateriaal. Een installatie die hij op verschillende manieren heeft uitgevoerd. Ook de kamer aan de Vismarkt werd te klein voor zijn experimenten.
Toen ik op dat moment stage ging lopen en mijn kamer aan de Ginnekenweg aan Jop toevertrouwde, liet ik hem super 8-animatiefilmpjes zien die ik in mijn jeugd had gemaakt. Het liet Jop niet onbewogen en vanaf dat moment is hij veelvuldig met super 8 gaan experimenteren. Twee van deze experimenten wil ik hier noemen omdat ze aantonen dat Jop in zekere zin ver vooruitliep op de museale kunst van nu.
In Brussel, in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, was in 2017 de expositie van Angel Vergara te zien. Ledschermen toonden bewegend beeld. Gelaagd, abstract en kleurig. Door het felle licht kreeg je associaties met natuurbeelden uit het oerwoud. Maar dat was het niet, het was verf. Groene verf leek op gebladerte en rode verf deed aan bloemen denken. Vervagende verf op een glasplaat waardoor je de onscherpe achtergrond beter ging zien. De fel verlichte huid van mensen begon te leven op de achtergrond. Mensen die bewegen, gecombineerd en overvloeiend naar, ook onscherpe, beelden uit bestaande films. Hoewel het technisch allemaal erg degelijk en qua beeld esthetisch was uitgevoerd, was het niet zoveel anders dan het super 8-filmpje dat Jop Horst vijfendertig jaar geleden in Breda maakte op de Ginnekenweg. Jop is daarbij zelf de vage persoon op de achtergrond die de transparanter wordende verf op de glasplaat aanbrengt en weer wegveegt.
Het tweede voorbeeld van de voorlopersrol van Jop Horst is het filmpje, ook al gemaakt aan de Ginnikenweg, waarin hij het licht steeds weer aan en uit doet. De film wordt dan donker en even later springt het licht weer aan. In 2001 won de Brit Martin Creed de prestigieuze Turner Prize met zijn idee waarbij in de zaal van Tate Britain alleen het licht aan en uit ging. Hiermee kwam hij ook in het MOMA New York.
Mijn drumstel dat Jop mocht gebruiken was een bonus bij de kamer. Hij was er heel enthousiast over. Op mijn eindexamenfeestje zag ik Jop drummen met bebloede handen. Inderhaast had hij een paar beitels gepakt om met de handvatten op de vellen te slaan.
Later, toen hij naar Enschede en Hengelo ging, stelde hij zelf een drumstel samen en begon de inmiddels plaatselijk vermaarde band, de IQ-loze Mietjes.
Ik bezocht Jop in Enschede, toen hij op de AKI zat en we begonnen met het maken van korte animatiefilmpjes. De eerste was een afpellende banaan. Een filmpje dat later op menig festival heeft gedraaid. We maakten meer filmpjes. Uiteindelijk meer dan vijftig. Ook toen ik Jop opzocht in Wageningen waar zijn ouders woonden, namen we de camera mee. We gooiden tekeningen van het dak van zijn ouderlijk huis aan de Thijsselaan en liepen met een strijkplank het bos in. Allemaal beeld-voor-beeld. En het was lachen toen Jop met de strijkplank onder zijn arm een bosje in rende waar een jong stel lag te vrijen.
Samen met meerdere animatie-filmpjes zoals het ‘Rode Jasje’ en de ‘Bolle Spiegel’ heeft ‘De Afpellende Banaan” gedraaid op onder meer het Open Air Filmfestival in Weiterstadt, op de Shaffy-moet-blijven-dag in Amsterdam en in het Vestzaktheater in Enschede.
In 1990 kwam Jop opeens met een klus om zo’n driehonderd beeldjes uit Tengenenge, Zimbabwe, te restaureren in mijn atelier in Amersfoort en later in de Hengelose Molen. Ze hadden een nummer. De letter T stond voor ‘Tuincentrum’. Dat had te maken met de locatie waar de beeldjes opgeslagen waren. We kregen er nachtmerries van, al die rare koppen. Een partijtje snooker bracht afleiding. ‘s Nachts op de terugweg naar de Tulpstraat vonden we in een plantsoentje een kei: “Hee,” riep Jop, “T-10.000!” We hebben hem genummerd en op een sokkel bij de andere beeldjes gezet.
Begin jaren ‘90 maakten we twee 16mm films voor ‘Bioscoop bij u thuis’, een project van twee Amsterdamse vriendinnen. Een van de films heette ‘Ploatje droaie’. Jop had besloten dat zijn berg pick-ups wel wat kleiner mocht worden en een paar pick-ups werden geslachtofferd. Het plezier tijdens het bedenken en maken van deze slapstick was zeker zo groot als het zien van het resultaat.
In Jops atelier in Hengelo hadden we de ramen verduisterd en allerlei kleine lichtbronnen aangedreven door pick-ups, verticaal laten bewegen. Een camera met open vlinder zetten we ook op een pick-up, en deze belichtte het tafereel horizontaal. Na al het geknutsel stelden we de camera in en gingen drie uur weg; patat eten en bier drinken. Toen we terugkwamen haalden we de film uit de camera en stuurden die op. Na twee weken (zo ging dat met die filmpjes) kwam het ontwikkelde positief per post retour. Het resultaat was verbluffend. Een (sinus-)golvenfilmpje dat als levend decor functioneerde in de Brakke Grond. In heldere analoog geprojecteerde kleuren.
In dezelfde periode werkten we in Wageningen een jaar lang aan een videodocumentaire over het Arboretum op de Wageningse Berg. Alle jaargetijden moesten er in voorkomen. In Amsterdam bij René Coelho hebben we die film toen in twee dagen tijd gemonteerd.
Met collega-vrienden had Jop een imposante expositie in de stadhuishal in Hengelo. Het werd een Victoriaanse tuin: ‘PARK’. Jop en Ricardo bouwden een metershoge kartonnen sokkel met een generaal te paard, en ik zette er wat fonteintjes neer en een terrazzo bankje. De perken waren schilderijen en van hoek naar hoek vloog een virtuele duif.
Geluid en licht spelen vaak een belangrijke rol in Jops installaties, bestaande uit aanzienlijke metrages plakband, karton en oude apparaten. Met minimale middelen werd een boeiend schouwspel gevormd.
Experimenten van Jop met draaiende pick-ups, licht en stopmotionfilm hebben elkaar ook verenigd in de herontdekking van de zoötroop. Jop citeerde met plezier: ‘Een zoötroop is een levendbarende metafoor.’
In 2009 ben ik begonnen met de ontwikkeling van een 3d-bewegend beeld. De opgedane ervaring van Jops experimenten met zoötropen was aanleiding om er die zomer samen aan te werken. We zijn gaan knutselen, maakten een treinreisje en hebben daarna de resultaten gepresenteerd in het atelier in Heerewaarden. Het plan, afgeleid van een lineaire zoötroop, ligt ergens in een la bij de Spoorbouwmeester.
Jop gaf voorstellingen met toverlantaarns in het kunstenaarscollectief Diascoop. Later, in 2016, in Antwerpen in het MHKA was een symposium met een eerbetoon aan de toverlantaarn. Jop deed de gasten verbazen. Eenvoud was zijn kracht. Dat kwam ook vooral tot uiting in zijn teken- en schilderwerk.
En toen, rond de eeuwwisseling, waren er opeens de Rampendagen in De Fabriek in Eindhoven. Terwijl de filmwereld honderden miljoenen euro’s aan rampenfilms omzet, maakte Jop in een samenwerkingsproject met Florian Göttke een paar sensationele rampenfilms met decors.
Sinds ik vanaf december 2014 de Europese musea hedendaagse kunst op intensieve wijze bezoek, komen mijn herinneringen aan Jop met betrekking tot zijn kunstenaarschap steeds vaker terug. Dit is omdat opvallend veel museaal werk een hoog Jop-gehalte heeft.
Een jaar na Jops dood tref ik midden in de hal van Palais de Tokyo te Parijs een groot zwart hangend voorwerp aan. Het is van Eduardo Basualdo en het lijkt in eerste instantie een steen maar het bestaat uit gekreukeld papier. Voor mij is het precies de metersgrote vleermuis van Jop die hij omstreeks 1990 in een galerie in Enschede exposeerde. Jop liet de kartonnen zwarte vleermuis langzaam bewegen.
Jop had in Zaltbommel geluidsopnames gemaakt van onze kleine hond Titus, die al begon te grommen als je naar hem wees. Dus maakte Jop een hele grote Titus van karton en die werd in een galerie tentoongesteld, met een loop van het grommende geluid. Niet lang daarna maakte hij de vleermuizen en met Ricardo Füglistahler een complete Ark van Noach in de Waag in Deventer. Een topwerk. Subtiele toevoegingen van bewegingen en geluiden maakten dat je je echt in de ark waande. Veel dozen en bruin karton in een schemerige ruimte waar een gloeilampje zachtjes heen en weer schommelde. Er klonken allerlei dierengeluiden: geschraap uit een doos, een kreet van een hellehond, getik van neukende schildpadden en communicerende walvissen.
In Tate Britain staat een kleine monitor met een zwart-wit filmpje van zes minuten van Stephen Partridge. Op de beeldbuis zie je dezelfde monitor en daarin zie je dezelfde monitor etcetera, een Droste-effect. Maar dan gebeurt het, de monitor wordt gekanteld. In de kantelende beeldbuis gaat de beeldbuis daarom ook kantelen en je ziet hoe deze draaibeweging in de diepte doorgaat, in een vertraging. ‘Buizencamera’ is het eerste dat me te binnen schiet.
Begin jaren ‘80 experimenteerden we samen met Jos Schut, met een buizencamera. Jos had de camera geregeld, ik meen via de AKI, de kunstacademie in Enschede. We hadden ook zo’n kleine zwart-wit monitor zoals hier in het museum. Met tape bevestigden we de camera aan de monitor en voegden wat karton toe zodat het geheel de vorm van een brede cilinder kreeg. Vervolgens gingen we in een neutrale achtergrond met onze armen wijd staan zwaaien alsof we ons evenwicht verloren. De monitor werd in close-up met een andere, een super 8-camera op een statief, gefilmd terwijl Jos de cilinder omrolde. Het resultaat was bijzonder feestelijk. Alsof Jop en ik, als ware evenwichtskunstenaars in een grote tredmolen (de buitenkant van het beeld) ons staande konden houden terwijl de hele wereld een aantal keren rond draaide. De vertraging van de buizencamera versterkte het plaatje. Hoe de cilinder ook gerold werd en de beeldbuis draaide; wij bleven er in staan, min of meer rechtop. Dit kon dus omdat de camera even snel als de beeldbuis èn in tegengestelde kijkrichting, meedraaide. In het filmpje van Stephen Partridge zie je, net als in ons filmpje, af en toe de handen die de monitor draaien.
In Macba Barcelona in 2016 mocht je als bezoeker de werkstukken aanraken en in 2015 in de Haward Gallery in London had de Belg Carsten Höller een grote solo-expositie interactieve kunst. In 2015 had de Belg Carsten Höller in de Haward Gallery in London een grote solo-expositie interactieve kunst. Ook in Macba Barcelona in 2016 mocht je als bezoeker de werkstukken aanraken.
Beide werken deden me denken aan de expositie ‘Aanraken Geboden’ in 1990, waar Jop en ik een vloer voor blinden hadden gemaakt. Een vloer van zestien flinke tegels en een loopplank. Het geheel in een ruimte van zo’n acht vierkante meter. Een maand werkten we eraan. Bij betreding van de tegels werd een elektrische verbinding of één of ander mechanisme in werking gezet. De ruimte was verduisterd. Allerlei soorten geluiden kon je horen als je op de tegels liep. Zo was er een tegel die een cassettebandje liet draaien en dan hoorde je het onafgebroken grommen van een hond. Mensen die bang werden sprongen snel weer op een andere tegel. Onder een andere tegel hing aan een draadje de arm van een pick-up, als je erop ging staan kwam de naald netjes op een draaiende langspeelplaat. Mechanische geluiden: een slag op een koebel, een paar knikkers die in een filmblik rolden of piepende knuppels uit de fopshop. Elektrische of akoestische gitaren, pick-ups, motortjes, een trilnaald, een compressor met een autoband, een aantal speakerboxjes, elastiekjes, karton en meer ondefinieerbare materialen bevonden zich onder de vloer. Interactief was het. Zienden liepen voorzichtig en tastten in het duister, huiverig voor ieder onverwacht geluid of gevoel want er waren ook tegels die trilden. Blinden renden enthousiast rond.
In het Museum Van Bommel van Dam is een zaaltje voor de man zonder hoofdletters, herman de vries. Op een video zie je de man met de grote witte baard bedachtzaam een stuk houtskool uitzoeken waarmee hij stevig op een vel papier van links naar rechts en van boven naar beneden tikt. Tik tik tik, even wat losse kool van het blad afvegen en weer verder. Het doet aan een performance van Jop denken, de keer dat hij met een PTT-poststempel in 30 seconden portretten maakte op een kunstmarkt. Dat klonk ongeveer hetzelfde. Maar ook de houding toont gelijkenissen: ogenschijnlijk onverschillig maar zeer bedachtzaam.
In het Stedelijk Museum in Amsterdam kon je van het Indonesisch kunstenaarscollectief Tromarama een groen stuk plastic in een animatie volgen. Bij ons in Super 8 heette hetzelfde idee twintig jaar eerder: Gele bakje is rode draad.
En dan de praathoofden, één van mijn favorieten. Het zijn vier pick-ups, een bewegende vergadering met op tafel slaande pvc-armen en simpel geschilderde ‘blabla’ blatende hoofden.
Toen Jop en ik de expositie ‘Shadow Dance’ in Kunsthal Kade in Amersfoort bezochten zagen we een installatie met bewegende objecten: ‘Carrousel’ van Serge Onnen. Vrijwel dezelfde installatie die Jop dertig jaar geleden in de hal op St. Joost liet zien, maar in Kade was de installatie zonder geluid.
In Kunsthal Kade in 2016 gebruikten de Amersfoortse Spullenmannen rommel, derdehands elektronica, plakband, karton en ijzerdraad. Net als Jop, die behoorde tot een nieuwe beweging van kunstenaar-uitvinders die techniek anders gebruiken dan waar het voor bedoeld is.
Tenslotte maken in allerlei musea gevierde kunstenaars vandaag de dag furore met peperdure elektronica, degelijke roestvrijstalen constructies met dezelfde ideeën als die van Jop, maar dan zwaar gesubsidieerd.
Ik moet terugdenken aan muren vol tekeningen, de zoötropen, de super 8-filmpjes, de praathoofden, de ark, en de vele andere installaties. En ook moet ik denken aan hoe integer én intens hij trommelde als openingsact op meerdere exposities.
Joris Baudoin