Toen Jop midden jaren ’80 op de AKI kwam was de Mediakunst-vakgroep gehuisvest in een dependance, een oud schoolgebouw aan de Borneostraat in Enschede. Alles was toen gericht op video. Alleen video. Er was in de loop van de jaren flink geïnvesteerd in (dure) apparatuur, camera’s, montageapparatuur, lichtsets, etc. Er was een opnamestudio en een aantal montageruimtes. Behoorlijk professioneel al met al.
Film was volkomen buiten beeld geraakt sinds coördinator Coelho aantrad aan het einde van de jaren ’70. Alleen Dries Ringenier en ik bleven echte film- en theaterliefhebbers, en wij draaiden op gezette tijden nog wel eens een film gehuurd van het Amsterdamse Filmmuseum, klassiekers als Dreyer’s Jeanne d’Arc, films van Abel Gance, Bunuel, Eisenstein, Richter of Ruttman, ook wel Ivens en Zwartjes. Het knutselen en bouwen, werken met materiaal, tekenen en schilderen zijn we altijd belangrijk blijven vinden binnen de nogal eenzijdig op apparatuur gerichte vakgroep. Erg populair waren onze lessen niet, ook voor die oude films was maar weinig belangstelling. Maar een paar studenten bleef ons trouw. Je zou op grond hiervan kunnen verwachten dat ook Jop zich bij dat kleine groepje studenten voegde dat onze lessen serieus volgde. Maar Jop ging van meet af aan zijn eigen gang. Niet zo gek eigenlijk want hij had al een hele academiegeschiedenis (een aantal jaren Den Haag en St. Joost in Breda) achter de rug toen hij bij ons kwam. In Enschede vond hij de voor hem juiste werkomstandigheden: alle vrijheid en een aantal belangstellende docenten die hem verder met rust lieten. Een aimabele jongen was hij, aanspreekbaar en met veel gevoel voor humor. Zijn mentaliteit en manier van werken spraken Dries en mij zeer aan. Zo nu en dan, tijdens werkschouwen, zagen we wat hij in een donker achterafkamertje in elkaar had geknutseld. Want een echte knutselaar was hij, die Jop. Hij experimenteerde graag met de filmcamera, was niet uit op een gaaf eindresultaat, maar durfde ook te mislukken, of iets onafs te presenteren. Liever dat eigenlijk, leek het wel. Een rusteloze zoeker. Op een aantal van zijn filmpjes zien we hem als een soort brokkenpiloot, onverdroten in de weer met onwillige (elektrische) apparaten. Heel karakteristiek voor hem: iets onmogelijks tegen beter weten in toch willen realiseren. Weerstand opzoeken. Er moest altijd iets overwonnen worden.
Jop heeft maar een jaar of twee op de AKI gewerkt, hij miste de eerste jaren en was al wat ouder dan de meeste medestudenten toen hij bij ons kwam. Hij wist eigenlijk al wel wat hij wilde. De AKI was daarvoor de ideale broedplaats.
Van zijn eindexamen herinner ik me een grote verduisterde ruimte waarin tientallen ratelende projectoren een kakafonie van beeld en geluid produceerden. Overal op de wanden rondom was beeld, bewegend beeld, overal ondefinieerbaar geluid. Een zaalvullende installatie. Je kon er doorheen lopen en je verbazen en of proberen er enige greep op te krijgen.
Greep krijgen op een onbegrijpelijke wereld, zoeken naar betekenis, of naar houvast, naar de zin van het bestaan wil ik bijna zeggen. Maar dat lijkt me wel wat erg gewichtig voor de weg van de (zwarte) humor die Jop was ingeslagen.
Geert Voskamp